maandag 24 november 2014

Hoe komt de staat aan het geld dat ze uitgeeft?

   Wij burgers kiezen een regering omdat bepaalde diensten, zoals veiligheid, alleen collectief geproduceerd kunnen worden. Die regering geeft geld uit om die diensten te kunnen leveren. Maar de vraag is hoe de regering aan de uit te geven middelen komt. In de negentiende eeuw ontwierpen de liberalen een politiek program dat de welvaart van allen moest garanderen, maar dat tegelijkertijd moest voorkomen dat de staat een onderdrukker zou worden die de eigendommen van de burgers kon confisqueren. Op dat program zijn alle moderne grondwetten gebaseerd.
  Er zijn drie manieren waarop een regering aan geld kan komen om uit te geven. Ten eerste kan ze belasting heffen. Dit is de zichtbare manier, maar heeft als nadeel dat ze onpopulair is. Mensen betalen niet graag (meer) belasting. Maar ook bij de politici zit deze methode niet erg lekker, omdat het ze afhankelijk maakt van de burgers. Dat is natuurlijk ook de bedoeling: Als de staat gedwongen is zich aan een begroting te houden is hun armslag automatisch beperkt. Daarom is lang geleden al een alternatieve methode bedacht. Die van lenen door de staat met het natuurlijk gevolg van het ontstaan van een publieke schuld. Politici vinden dit makkelijker want het maakt ze minder afhankelijk van wat de burgers op een zeker moment kunnen of willen opbrengen. Het geld dat ze uitgeven wordt nu deels opgebracht door een andere groep burgers. Vaak zelfs door een nog ongeboren generatie. Dit is een voordeel want die stemmen niet en onderhandelen niet mee over de prijs. Als je wilt dat de staat weer onderworpen wordt aan de controles die het liberale program daar in de negentiende eeuw voor heeft bedacht, moet je grote twijfels hebben bij het fenomeen staatsschuld.
   Maar in de loop van de twintigste eeuw is het onvermijdelijke is gebeurd. De verruiming van de hoeveelheid uit te geven middelen maakte dat de politici alleen maar aan nog meer dingen geld uit gingen geven. Ze komen altijd geld te kort. Dus grijpen politici naar een derde middel. Wanneer de staat bepaalt wat geld is en hoeveel er van is, kun je simpelweg geld bijdrukken en dat uitgeven. Dit middel is vrijwel onzichtbaar en door de jaren heen zeer populair. Burgers eisen vaak zelfs dat de regering inflatie creëert, hoewel ze daar niets beter van worden, integendeel zelfs, er vindt een verarming van de midden - en lagere klassen plaats. Bovendien hoeft de regering geen toestemming van parlement of burgers te vragen: het is geconfisqueerd inkomen dat niet door het parlement is gevoteerd. Maar het levert de illusie van welvaart. Uiteindelijk eindigt dit in de totale ontwaarding van het fiatgeld, maar zolang de centrale bank het niet al te opvallend of plotseling doet merkt niemand daar wat van en heeft het voor de politici het voordeel dat ze nu over ongelimiteerde middelen beschikken.
   We leven in een tijd waarin politici alle drie methodes tot het uiterste inzetten. Dit is het probleem. De politiek heeft alle grondwettelijke inperkingen van het werkingsgebied van de staat uit de weg geruimd. Socialisme, gedefinieerd als de centraal geleide en geplande economie, is het logisch eindpunt van deze ontwikkeling.
   Moderne echte liberalen, die zich libertairen noemen om zich van de valse liberalen te onderscheiden, beschouwen om die reden de terugkeer naar goud-als-geld een belangrijk onderdeel van hun program om de interventionistische en bureaucratische staat weer terug in het hok te krijgen.

 

Geen opmerkingen: