HetBozeOog’s plan tot duurzame verlaging van de overheidsuitgaven

I.   Europa en Amerika zitten allebei in de schuldenput en de wereldwijde economische imbalansen maken dat overal ter aarde regeringen naar de drukpers grijpen om de rekeningen te kunnen betalen. In Nederland lijken we er relatief gunstig bij te zitten, omdat we nog enigszins goedkoop kunnen lenen, zegt minister De Jager. Alsof het een gunstige toestand is als we ons gemakkelijk verder in de schulden kunnen steken!
Alle landen lijden aan inflationitis, omdat de staatsuitgaven te hoog zijn. En de staatsuitgaven zijn te hoog vanwege de dure welvaartsstaatregelingen die iedereen – maar vooral het Westen – erop na meent te moeten houden. In NL zijn de mensen door overheidsmaatregelen gericht op het stimuleren van het eigen huizenbezit ertoe verleid zich veel dieper in de schulden te steken dan gezond voor ze was. Te hoge overheidsschuld, te hoge private schuld, en de dominante economische theorie die zegt dat de oplossing ligt in het verder verhogen van de uitgaven! Dit is het probleem. 

Het echte antwoord ligt in het drastisch inkrimpen van de in de loop van de twintigste eeuw immens gegroeide overheid. En dan is er geen andere weg dan het inkrimpen of afschaffen van sociale zekerheid. Dit zijn immers de uitgaven hebben gemaakt dat de overheidsuitgaven in de twintigste eeuw (en vooral sinds de dertiger jaren) de pan uit zijn gerezen. De bezuinigingen van het type kaasschaaf die het kabinet Rutte hanteert verkleinen de overheid niet en jagen de mensen die recht menen te hebben op uitkeringen alleen maar tegen deze politiek in het harnas. Wat Het boze oog wil is een ontmanteling van het huidige semi-socialistische stelsel met zijn onvermijdelijke corruptie en bevoogding en terugkeer naar een vrije markt en ongehinderd kapitalisme. Kapitalisme is de natuurlijke organisatievorm van vrije mensen. Het is het systeem dat gebaseerd is op vrije uitwisseling van goederen en diensten op basis van privé-eigendom van de productiemiddelen. Het is het systeem waarin het individu vrij is omdat je voor je arbeid beloond wordt in precies dezelfde mate als je bijgedragen hebt tot het sociale systeem. En waar je alles kunt kiezen en kunt kopen wat je wilt zolang je bereid bent de marktprijs te betalen. Het is de vorm waarin vrije mensen van nature willen leven. Socialisme daarentegen is dwang. Socialisme is het systeem waarin je de vruchten van je arbeid of je planning worden afgenomen om naar mensen te worden overgedragen die er niet voor gewerkt hebben. De ene helft van de bevolking wordt gedwongen een deel van hun inkomen af te staan om het andere deel te onderhouden. Zo creëert men volstrekt moedwillig een cultuur van afhankelijkheid van de staat gebaseerd op staatsdwang. Bovendien is de levensstandaard van de bevolking onder socialisme lager dan die in vrijheid. In ongehinderd kapitalisme is de productie het efficiëntst georganiseerd en de levensstandaard dus optimaal. 
De verloedering van het democratische politieke stelsel tot een oligarchische partijendictatuur is een direct gevolg van het interventionisme in de vrije economie door de staat. Politieke partijen vertegenwoordigen geen ideologische stromingen in de maatschappij meer, maar zijn het zichtbare deel van belangengroepen, die verwachten voordeel van hun politieke activiteit te hebben. De raison d'être van politieke partijen is te interveniëren in de economie om voordelen voor hun deel-belangengroep te verkrijgen. Ware liberale democratie kan alleen bestaan in aanwezigheid van een vrije, kapitalistische economie. Verdwijnt die vrijheid in de economie, verdwijnt ook je vrijheid in andere keuzes. Want vrijheid is ondeelbaar: je bent vrij in je keuzes of niet. En trouwens, je bent alleen vrij in je keuzes als je ook de consequenties ervan volledig zelf draagt. Het risicospreidende beleid van de overheid waarbij ze de burger probeert af te schermen van de gevolgen van hun keuzes is uit den boze. Denk bijvoorbeeld aan depositogarantie in het bankwezen: Zou het niet zeer heilzaam zijn voor het gedrag van banken als de overheid het geld op je spaarrekening niet langer garandeert? Mensen zouden beter uitkijken bij welke bank ze hun geld parkeren.

Hoe komen we nu van die toestand van semi-socialisme naar één van meer vrijheid? Het is duidelijk dat die dwang weg moet. De overheid (of de politiek) als overmachtige geldpompinstantie die het inkomen van mensen met werk in de echte economie doorsluist naar de niet-actieven moet stoppen. De werkenden moeten bevrijd worden van de lasten die de interventionistische staat hun oplegt. De markt met haar marktprijzen moet weer bepalen waarin geïnvesteerd wordt en hoeveel en wat er geproduceerd wordt en hoeveel. Zoals in een echt vrije economie.
Om van de hoge sociale uitgaven af te komen bestaat er een snelle manier en een langzame. Bij de snelle manier wordt het uitkeren van volksverzekeringen en sociale zekerheid botweg beëindigd, maar dit is sociaal en moreel onacceptabel en komt dus niet in aanmerking tenzij de schuldencrisis zo erg wordt dat er geen andere keus meer is. Bijvoorbeeld bij totale geldontwaarding en de economische chaos die daarbij hoort.

Het plan
Bij de langzame, gecontroleerde manier sluit je het collectieve stelsel op een afgesproken datum af voor nieuwe applicanten. Na die dag wordt iemand die voor het eerst de arbeidsmarkt betreedt niet langer automatisch ingeschreven voor de sociale zekerheid en volksverzekeringen, en dus ook niet langer aangeslagen voor alle bijbehorende premies en heffingen. (Die premies volksverzekeringen zijn eigenlijk belastingen, want een premie betaal je voor een vrijwillig gekochte verzekeringspolis; als de premie verplicht is, is het geen premie maar een belasting.) Vanaf dat moment is het collectieve stelsel een ding waar je wel uit kunt, maar niemand komt er meer in. Dan neemt het aantal mensen dat buiten dat stelsel leeft (dat bevrijd is van de lasten) langzamer of sneller toe en die ín het stelsel neemt door uittreding en natuurlijk verloop af. Mensen die nog jong zijn en tijd genoeg hebben om te sparen voor hun oude dag zullen naar ik verwacht massaal opteren voor de vrijheid van het leven zonder “solidariteit”, en zich individueel verzekeren bij een private verzekeringsmaatschappij voor wanneer je niet meer kunt of wilt werken: voor pensioen, voor ziekte of ook wellicht voor werkloosheid. Dat laatste is alleen nodig wanneer je hoge uitgaven hebt, bijvoorbeeld voor een hypotheek of wanneer je schoolgaande kinderen hebt en niet zonder constante inkomsten denkt te kunnen leven. Maar het grote voordeel is dat je dat nu zelf beslist, en dat niet de staat voor je kiest. Dat is meestal een veel duurdere “keus”.
Na verloop van enige jaren zijn waarschijnlijk alleen nog mensen van vijftig of vijfenvijftig jaar en ouder collectief verzekerd. Maar het grote voordeel is dat deze groep door natuurlijk verloop steeds kleiner zal worden en de last voor de samenleving steeds geringer. In een dergelijke situatie ben je als maatschappij veel beter in staat om voor de mensen die binnen het systeem zijn gebleven “wat meer te doen”, bijvoorbeeld de koopkracht van de AOW pensioenen op peil houden. Al na een gering aantal jaren kun je zo resultaten boeken. “Collectief verzekeren” wordt snel iets dat alleen nog slaat op oude mensen, en na wat meer jaren is het iets dat tot het verleden behoort.
Het is wél zaak dat de overheid ook echt verkleind wordt in macht en omvang en dat ze niet via een of andere omweg zich weer terug wurmt in de relaties en de contracten die burgers met elkaar aangaan.
In een vrije, kapitalistische maatschappij heeft de overheid geen andere taak dan de partijen die een uitwisseling van goederen of diensten, arbeidscontract of lening aangaan aan de bepalingen van de overeenkomst te houden. Zij moet zich dan niet langer, zoals nu, bemoeien met wat er ín die contracten mag staan, en bijvoorbeeld voorschrijven dat een arbeidscontract geen bepaling voor, zeg, prestatieloon mag bevatten, laat staan dat ze de hoogte van lonen of prijzen bepaalt. Dat moeten jij en ik, baas en werknemer, winkelier en klant, koper en verkoper onderling zelf kunnen doen. Is de overheidsinvloed en -macht eenmaal ingeperkt zoals dat hoort in een vrije maatschappij, dan komen voor alle goederen en diensten marktprijzen tot stand. Ook voor (verschillende kwaliteiten van) arbeid en voor kapitaal. Dan controleren politici of bureaucraten niet langer wat er geproduceerd mag worden en hoeveel, maar de consument.

Hoe belangrijk ook, het moet niet bij een uitfaseren van de welvaartsstaat blijven. Om een rechtvaardiger, niet op “inkomensoverdracht”, dat wil zeggen diefstal door de overheid, maar op vrije uitwisseling gebaseerde samenleving tot stand te brengen is nog meer nodig. Om te voorkomen dat de intrusieve overheid opnieuw opgericht wordt door de altijd op interventie gerichte politici zijn twee verdere veranderingen nodig: belastingstelsel en staatsrechtelijke veranderingen. 

II.  
Nederland heeft een ander belastingstelsel nodig. De inkomstenbelasting is onrechtvaardig, hoort bij een repressieve, intrusieve en totalitaire overheid. Inkomstenbelasting drukt veel zwaarder op de lagere inkomens dan op hogere. Het is een regressieve belasting.



Dat het überhaupt bestaat is een indicator voor ons afglijden naar een totalitair stelsel in de loop van de twintigste eeuw.

Je ziet de onrechtvaardigheid ervan in als je de productiefactor arbeid ziet als een door ondernemers op de markt aangeboden product, zoals we ook verplicht zijn als we hier economisch over willen nadenken. Dit product, of liever deze productiefactor, wordt door een groot aantal individuele aanbieders aangeboden in ongelijke kwaliteitssoorten, die onderling sterk kunnen verschillen en dus ook een verschillende marktprijs opleveren. Om hun winst zo hoog mogelijk te laten zijn, streven veel van deze “arbeidsondernemers” ernaar de kwaliteit van hun product te verbeteren door te investeren in kennis. Maar ook wie dat niet doet zal door ervaring opdoen na verloop van tijd een product van hogere waarde kunnen aanbieden. Nu doet zich een merkwaardig verschil voor tussen deze arbeiders met de eigenlijke ondernemers. Terwijl de ondernemer alle investeringen mag aftrekken van de opbrengst en alleen belasting betaalt overde echte winst, doet de overheid alsof arbeiders geen ondernemers zijn en hun inkomen geen opbrengst waar de investeringen nog van afgetrokken moeten worden maar pure winst, die voor 100% belast wordt. Het resultaat is dus dat lagere inkomens, veelal inkomen uit arbeid, naar verhouding veel hoger worden belast dan de hogere, die meer uit kapitaalwinsten voortkomen.

Een nieuw pro-groei belastingstelsel kan zonder inkomstenbelasting, maar waaruit krijgt de overheid dan het geld nodig voor haar noodzakelijke functies?
De te hanteren vuistregel is dan dat je beter consumptie kunt belasten dan productie. Iedereen heeft er voordeel van als productie zo efficiënt en goedkoop mogelijk plaats kan vinden. Concurrentie zorgt daarvoor, maar de overheid kan gemakkelijk in de verleiding komen het bedrijfsleven als melkkoe te gebruiken, en dat is bij ons ook gebeurd. De overheid moet de accumulatie van kapitaal in privé-handen – de kern van het kapitalistische stelsel – zo weinig mogelijk verstoren. Alleen zo kan de levensstandaard optimaal zijn.
De belastingen op productie en kapitaalwinsten moeten weg, evenals die op erfenissen. De vennootschapsbelasting is een inrichting die, net als die de arbeidsrelaties regelende raad, de SER, tijdens de Duitse bezetting is ingevoerd. Vóór 1940 werd er over bedrijfswinsten geen directe belasting geheven.  Wikipedia:

Voorloper van de huidige Wet vennootschapsbelasting 1969 is het Besluit op de Winstbelasting 1940, dat in de periode van de Duitse bezetting werd ingevoerd. (Besluit van 26 juli 1940, Verordeningenblad nr 83/1940, Staatsblad nr. 405). Dit was voor het eerst dat er in Nederland rechtstreeks een belasting werd geheven van ondernemingen die niet door natuurlijke personen werden gedreven.

Dat zegt heel wat denk ik. Want de bezetter was niet alleen een dictator in politiek opzicht, maar vooral ook in economisch opzicht, dat wil zeggen, de Duitsers waren socialisten.

Vervang de btw door een verkoopbelasting. De heffing rust alleen op het eindproduct, en wordt geheven wanneer het product naar de eindconsument gaat, en de productiekant wordt ontzien. De consument verlaagt zijn consumptie – vergeleken met de onbelaste situatie – en dit zal de winsten van de producenten en tussenhandel drukken, zodat zij aan de belasting indirect meebetalen. Het is in reële zin echter onvermijdelijk dat als de overheid middelen aan de vrije economie onttrekt, minder producten en diensten beschikbaar zijn voor consumptie. De overheid produceert immers zelf niets, maar neemt een gedeelte van het door de vrije economie geproduceerde af. De overheid verkrijgt haar inkomsten uitsluitend als gevolg van een inperking van de consumptie.

Verder moeten diensten die door de overheid worden aangeboden zo veel mogelijk gefinancierd worden door er gebruiksbelastingen over te heffen. Dit zijn dan quasi-marktprijzen, waaraan de vraag naar een product of dienst bijna net zo goed als aan marktprijzen afgelezen kunnen worden: Als er naar een dienst een minimale vraag is – de prijs te hoog is – zal er ook weinig gebruik van gemaakt worden. Dan moet de belasting omlaag.

Het belangrijkste is echter dat de uitgaven van de overheid dalen. Scherp dalen. De grootste uitgavenstijging van de laatste 100 jaar heeft plaatsgevonden onder het kopje “sociale zekerheid”. Nederland moet van een situatie waarbij we allemaal verplicht bij de overheid “verzekerd” zijn voor de onzekerheden des levens terug naar een toestand waarbij iedereen individueel spaart voor zijn oude dag, ziekte, e.d. Met sparen bedoel ik individuele pensioen- of ziektekostenverzekering, maar ook echt sparen. Het principe van inkomensoverdracht zorgt niet voor “sociale rechtvaardigheid”, maar is een bron van onrecht. Het is diefstal door de overheid van middelen die mensen hebben verdiend met arbeid of ondernemen, met het doel die middelen aan de vrinden van de aan de macht zijnde politieke partij te distribueren: het is cliëntelisme.

Geen opmerkingen: