woensdag 4 april 2012

Dalende levensstandaard II


Dit wordt dus het derde item over dit onderwerp sinds zaterdag de column van Peter Verhaar op GeenStijl.nl verscheen.
Ik wil het iets uitgebreider hebben over de gevolgen van de komst van de interventionistische overheid in het algemeen en van de welvaartsstaat in het bijzonder.
Het idee van afnemende welvaart is een beetje contra-intuïtief. We lijken zoveel rijker dan bijvoorveeld in de 50er jaren. Maar de jaren 1930 – 1948 werden gekenmerkt door Crisis, oorlog en wederopbouw en dit verstoort het economisch beeld van die periode en maakt het moeilijk de gevolgen van overheidsingrijpen in de economie op waarde te schatten. In 1950 groeide de economie als kool omdat de vrije markt weer werken kon. Mensen konden auto gaan rijden en electrische apparatuur kopen. De economieën in het Westen groeiden zo hard dat men zich aan het eind van de jaren '60 niet kon voorstellen dat aan die groei ooit een eind zou komen. Dat eind kwam toch. Níet vanwege de oliecrisis, maar omdat de regeringen, inclusief de Amerikaanse, zich door de goede tijden toch enorme uitgaven hadden laten verleiden en veel kapitaal leenden of de burgers met hoge belastingen opzadelden. Het kapitalistisch systeem dat de welvaart had gebracht werd weer verstikt onder een steeds zwaardere “welvaartsstaat”, opgezet onder het principe van “solidariteit” oftewel van gedwongen inkomensoverdracht. Je zou kunnen hopen dat de politici in het Westen het inzicht hadden gehad om op hun schreden terug te keren, en de economieën te bevrijden van de last die ze de productieve burgers hadden opgelegd om de niet-productieve te “helpen” (maar meer nog om de politieke partijen van permanent van de staat afhankelijk gemaakt stemvee te voorzien) maar in feite is de economische geschiedenis van de twintigste eeuw er een van alsmaar toenemende overheidsingrijpen in de vrije markt, die daardoor niet langer vrij is.
Een gelovig marxist uit de jaren '30 zou goedkeurend naar ons model kijken. Immers, die wilde dat de productiefactoren kapitaal en arbeid (en land) aan de staat getrokken zouden worden. Welnu, bij de prijsvorming van deze factoren is in onze tijd de overheid doorslaggevend: zij bepaalt de rente, de prijs van kapitaal en heeft via de SER een dikke vinger in de pap bij het totstandkomen van collectieve arbeidsovereenkomsten die aan de werkgevers in feite opleggen wat ze de arbeiders betalen moeten. Verder is in onze tijd de woningmarkt (gedeetelijk) van de markt afgeschermd doordat de woningbouwverenigingen niet met de commerciële makelaars hoeven te concurreren en is de gezondheidszorg gesocialiseerd. En met de bestemmingsplannen heeft de overheid zelfs de controle over de productiefactor land, die door economen meestal wordt vergeten omdat ze niet langer meer zo belangrijk is. Vrijwel alle banken en verzekeringsmaatschappijen, nominaal vrije ondernemingen, zijn in werkelijkheid een soort ambtelijke diensten of ministeries geworden.
“Wij hebben ook voordeel van de verschillende regelingen van de welvaartsstaat” zegt u nu misschien, zoals ook een reaguurder deed. Maar in het belastingniveau en in de “premies volksverzekeringen” (je móet betalen dus dit zijn in feite belastingen; een “premie” is de prijs voor een vrijwillig gedane aankoop van een verzekeringspolis) betaalt u dubbel en dwars voor dat vangnet. De overheid maakt misbruik van haar recht om mensen met behulp van wetten en regels te dwingen om ons te verplichten de door de staat aangeboden verzekeringen af te nemen. Vervolgens blijken die pensioenen en uitkeringen vaak niet waardevast of de overheidsfinanciën raken ervan in het ongerede. En passant raakt de verzekeringsmarkt feitelijk onder staatscontrole, want door de verplichting ons bij hen te verzekeren moeten de voormalig vrije verzekeringsmaatschappijen de bevelen van de politici opvolgen. Waarom hebben deze bedrijven tegenwoordig vaak een ex-politicus als CEO? Omdat voor deze bedrijven niet langer belangrijk is wat de consument wil, zoals in een vrije markt altijd voor alle producten het geval is, maar wat de politici en de politieke partijen willen is voor hun nu doorslaggevend en je kunt dan maar beter bij CDA, PvdA, VVD, D'66 etc. aanschuiven dan heb je tenminste nog wat lobby-invloed over de verschillende regelingen.
De ideologie van de welvaartsstaat zegt dat de staat de zwakken in de samenleving moet helpen omdat die er anders aan onderdoor gaan. Maar in feite helpen de politieke partijen zichzelf.
Het belangrijkste gevolg van het naoorlogse overheidsingrijpen zou ik bijna nog vergeten. Niet alleen kunnen – anders dan vroeger – alleen tweeverdieners (op een financieel gezonde manier) nog een huis kopen, maar mensen hebben op steeds latere leeftijd steeds minder kinderen. Het instorten van de vruchtbaarheidscijfers in Nederland en andere westerse staten is een direct gevolg van de steeds zwaardere lasten die de staat ons oplegt. Mensen die via die belastingslavernij ertoe veroordeeld zijn de uitkeringen en pensioenen op te brengen voor een generatie die trouwens veel rijker is dan zij, willen zich die gezinsvorming en kinderen niet meer veroorloven.
Misschien dat de politieke partijen dit eens zou moeten bedenken: het CDA dat zo voor het gezin is heeft het gezin in feite gewurgd en de PvdA die voor de zwakken is heeft ons allemaal zwak gemaakt.

Geen opmerkingen: