zondag 7 oktober 2012

HetBozeOog’s plan voor duurzame verlaging overheidsuitgaven II



Nederland heeft een ander belastingstelsel nodig. De inkomstenbelasting is onrechtvaardig, hoort bij een repressieve, intrusieve en totalitaire overheid. Inkomstenbelasting drukt veel zwaarder op de lagere inkomens dan op hogere. Het is een regressieve belasting.
Dat het überhaupt bestaat is een indicator voor ons afglijden naar een totalitair stelsel in de loop van de twintigste eeuw.
Je ziet de onrechtvaardigheid ervan in als je de productiefactor arbeid ziet als een door ondernemers op de markt aangeboden product, zoals we ook verplicht zijn als we hier economisch over willen nadenken. Dit product, of liever deze productiefactor, wordt door een groot aantal individuele aanbieders aangeboden in ongelijke kwaliteitssoorten, die onderling sterk kunnen verschillen en dus ook een verschillende marktprijs opleveren. Om hun winst zo hoog mogelijk te laten zijn, streven veel van deze “arbeidsondernemers” ernaar de kwaliteit van hun product te verbeteren door te investeren in kennis. Maar ook wie dat niet doet zal door ervaring opdoen na verloop van tijd een product van hogere waarde kunnen aanbieden. Nu doet zich een merkwaardig verschil voor tussen deze arbeiders met de eigenlijke ondernemers. Terwijl de ondernemer alle investeringen mag aftrekken van de opbrengst en alleen belasting betaalt over de echte winst, doet de overheid alsof arbeiders geen ondernemers zijn en hun inkomen geen opbrengst waar de investeringen nog van afgetrokken moeten worden maar pure winst, die voor 100% belast wordt. Het resultaat is dus dat lagere inkomens, veelal inkomen uit arbeid, naar verhouding veel hoger worden belast dan de hogere, die meer uit kapitaalwinsten voortkomen.

Een nieuw pro-groei belastingstelsel kan zonder inkomstenbelasting, maar waaruit krijgt de overheid dan het geld nodig voor haar noodzakelijke functies?
De te hanteren vuistregel is dan dat je beter consumptie kunt belasten dan productie. Iedereen heeft er voordeel van als productie zo efficiënt en goedkoop mogelijk plaats kan vinden. Concurrentie zorgt daarvoor, maar de overheid kan gemakkelijk in de verleiding komen het bedrijfsleven als melkkoe te gebruiken, en dat is bij ons ook gebeurd. De overheid moet de accumulatie van kapitaal in privé-handen – de kern van het kapitalistische stelsel – zo weinig mogelijk verstoren. Alleen zo kan de levensstandaard optimaal zijn.
De belastingen op productie en kapitaalwinsten moeten weg, evenals die op erfenissen. De vennootschapsbelasting is een inrichting die, net als die de arbeidsrelaties regelende raad, de SER, tijdens de Duitse bezetting is ingevoerd. Vóór 1940 werd er over bedrijfswinsten geen directe belasting geheven.  Wikipedia:

Voorloper van de huidige Wet vennootschapsbelasting 1969 is het Besluit op de Winstbelasting 1940, dat in de periode van de Duitse bezetting werd ingevoerd. (Besluit van 26 juli 1940, Verordeningenblad nr 83/1940, Staatsblad nr. 405). Dit was voor het eerst dat er in Nederland rechtstreeks een belasting werd geheven van ondernemingen die niet door natuurlijke personen werden gedreven.

Dat zegt heel wat denk ik. Want de bezetter was niet alleen een dictator in politiek opzicht, maar vooral ook in economisch opzicht, d.w.z. de Duitsers waren socialisten.

Vervang de btw door een verkoopbelasting. De heffing rust alleen op het eindproduct, en wordt geheven wanneer het product naar de eindconsument gaat, en de productiekant wordt ontzien. De consument verlaagt zijn consumptie – vergeleken met de onbelaste situatie – en dit zal de winsten van de producenten en tussenhandel drukken, zodat zij aan de belasting indirect meebetalen. Het is in reële zin echter onvermijdelijk dat als de overheid middelen aan de vrije economie onttrekt, minder producten en diensten beschikbaar zijn voor consumptie. De overheid produceert immers zelf niets, maar neemt een gedeelte van het door de vrije economie geproduceerde af. De overheid verkrijgt haar inkomsten uitsluitend als gevolg van een inperking van de consumptie.
Verder moeten diensten die door de overheid worden aangeboden zo veel mogelijk gefinancierd worden door er gebruiksbelastingen over te heffen. Dit zijn dan quasi-marktprijzen, waaraan de vraag naar een product of dienst bijna net zo goed als aan marktprijzen afgelezen kunnen worden: Als er naar een dienst een minimale vraag is – de prijs te hoog is – zal er ook weinig gebruik van gemaakt worden. Dan moet de belasting omlaag.

Het belangrijkste is echter dat de uitgaven van de overheid dalen. Scherp dalen. De grootste uitgavenstijging van de laatste 100 jaar heeft plaatsgevonden onder het kopje “sociale zekerheid”. Nederland moet van een situatie waarbij we allemaal verplicht bij de overheid “verzekerd” zijn voor de onzekerheden des levens terug naar een toestand waarbij iedereen individueel spaart voor zijn oude dag, ziekte, e.d. Met sparen bedoel ik individuele pensioen- of ziektekostenverzekering, maar ook echt sparen. Het principe van inkomensoverdracht zorgt niet voor “sociale rechtvaardigheid”, maar is een bron van onrecht. Het is diefstal door de overheid van middelen die mensen hebben verdiend met arbeid of ondernemen, met het doel die middelen aan de vrinden van de aan de macht zijnde politieke partij te distribueren: het is cliëntelisme.

Geen opmerkingen: