Nederland heeft een ander
belastingstelsel nodig. De inkomstenbelasting is onrechtvaardig, hoort bij een
repressieve, intrusieve en totalitaire overheid. Inkomstenbelasting drukt veel
zwaarder op de lagere inkomens dan op hogere. Het is een regressieve belasting.
Dat het überhaupt bestaat is een
indicator voor ons afglijden naar een totalitair stelsel in de loop van de
twintigste eeuw.
Je ziet de onrechtvaardigheid
ervan in als je de productiefactor arbeid ziet als een door ondernemers op de
markt aangeboden product, zoals we ook verplicht zijn als we hier economisch
over willen nadenken. Dit product, of liever deze productiefactor, wordt door
een groot aantal individuele aanbieders aangeboden in ongelijke
kwaliteitssoorten, die onderling sterk kunnen verschillen en dus ook een
verschillende marktprijs opleveren. Om hun winst zo hoog mogelijk te laten
zijn, streven veel van deze “arbeidsondernemers” ernaar de kwaliteit van hun
product te verbeteren door te investeren in kennis. Maar ook wie dat niet doet
zal door ervaring opdoen na verloop van tijd een product van hogere waarde
kunnen aanbieden. Nu doet zich een merkwaardig verschil voor tussen deze
arbeiders met de eigenlijke ondernemers. Terwijl de ondernemer alle
investeringen mag aftrekken van de opbrengst en alleen belasting betaalt over
de echte winst, doet de overheid alsof arbeiders geen ondernemers zijn en hun
inkomen geen opbrengst waar de investeringen nog van afgetrokken moeten worden maar pure
winst, die voor 100% belast wordt. Het resultaat is dus dat lagere inkomens,
veelal inkomen uit arbeid, naar verhouding veel hoger worden belast dan de
hogere, die meer uit kapitaalwinsten voortkomen.
Een nieuw pro-groei
belastingstelsel kan zonder inkomstenbelasting, maar waaruit krijgt de overheid
dan het geld nodig voor haar noodzakelijke functies?
De te hanteren vuistregel is dan
dat je beter consumptie kunt belasten dan productie. Iedereen heeft er voordeel
van als productie zo efficiënt en goedkoop mogelijk plaats kan vinden.
Concurrentie zorgt daarvoor, maar de overheid kan gemakkelijk in de verleiding
komen het bedrijfsleven als melkkoe te gebruiken, en dat is bij ons ook
gebeurd. De overheid moet de accumulatie van kapitaal in privé-handen – de kern
van het kapitalistische stelsel – zo weinig mogelijk verstoren. Alleen zo kan
de levensstandaard optimaal zijn.
De belastingen op productie en
kapitaalwinsten moeten weg, evenals die op erfenissen. De
vennootschapsbelasting is een inrichting die, net als die de arbeidsrelaties
regelende raad, de SER, tijdens de Duitse bezetting is ingevoerd. Vóór 1940
werd er over bedrijfswinsten geen directe belasting geheven. Wikipedia:
Voorloper van de huidige Wet vennootschapsbelasting 1969 is het Besluit op de Winstbelasting 1940, dat in de periode van de Duitse bezetting werd ingevoerd. (Besluit van 26 juli 1940, Verordeningenblad nr 83/1940, Staatsblad nr. 405). Dit was voor het eerst dat er in Nederland rechtstreeks een belasting werd geheven van ondernemingen die niet door natuurlijke personen werden gedreven.
Dat zegt heel wat denk ik. Want
de bezetter was niet alleen een dictator in politiek opzicht, maar vooral ook
in economisch opzicht, d.w.z. de Duitsers waren socialisten.
Vervang de btw door een verkoopbelasting.
De heffing rust alleen op het eindproduct, en wordt geheven wanneer het product
naar de eindconsument gaat, en de productiekant wordt ontzien. De consument
verlaagt zijn consumptie – vergeleken met de onbelaste situatie – en dit zal de
winsten van de producenten en tussenhandel drukken, zodat zij aan de belasting
indirect meebetalen. Het is in reële zin echter onvermijdelijk dat als de
overheid middelen aan de vrije economie onttrekt, minder producten en diensten beschikbaar
zijn voor consumptie. De overheid produceert immers zelf niets, maar neemt een
gedeelte van het door de vrije economie geproduceerde af. De overheid verkrijgt
haar inkomsten uitsluitend als gevolg van een inperking van de consumptie.
Verder moeten diensten die door de
overheid worden aangeboden zo veel mogelijk gefinancierd worden door er gebruiksbelastingen
over te heffen. Dit zijn dan quasi-marktprijzen, waaraan de vraag naar een
product of dienst bijna net zo goed als aan marktprijzen afgelezen kunnen
worden: Als er naar een dienst een minimale vraag is – de prijs te hoog is –
zal er ook weinig gebruik van gemaakt worden. Dan moet de belasting omlaag.
Het belangrijkste is echter dat
de uitgaven van de overheid dalen.
Scherp dalen. De grootste uitgavenstijging van de laatste 100 jaar heeft
plaatsgevonden onder het kopje “sociale zekerheid”. Nederland moet van een
situatie waarbij we allemaal verplicht bij de overheid “verzekerd” zijn voor de
onzekerheden des levens terug naar een toestand waarbij iedereen individueel
spaart voor zijn oude dag, ziekte, e.d. Met sparen bedoel ik individuele
pensioen- of ziektekostenverzekering, maar ook echt sparen. Het principe van
inkomensoverdracht zorgt niet voor “sociale rechtvaardigheid”, maar is een bron
van onrecht. Het is diefstal door de overheid van middelen die mensen hebben
verdiend met arbeid of ondernemen, met het doel die middelen aan de vrinden van
de aan de macht zijnde politieke partij te distribueren: het is cliëntelisme.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten