Alle landen lijden aan inflationitis, omdat de
staatsuitgaven te hoog zijn. En de staatsuitgaven zijn te hoog vanwege de dure
welvaartsstaatregelingen die iedereen – maar vooral het Westen – erop na meent
te moeten houden. In NL zijn de mensen door overheidsmaatregelen gericht op het
stimuleren van het eigen huizenbezit ertoe verleid zich veel dieper in de
schulden te steken dan gezond voor ze was. Te hoge overheidsschuld, te hoge
private schuld, en de dominante economische theorie die zegt dat de oplossing
ligt in het verder verhogen van de uitgaven! Dit is het probleem.
Het echte antwoord ligt in het drastisch inkrimpen van de in
de loop van de twintigste eeuw immens gegroeide overheid. En dan is er
geen andere weg dan het inkrimpen of afschaffen van sociale zekerheid. Dit zijn
immers de uitgaven hebben gemaakt dat de overheidsuitgaven in de twintigste
eeuw (en vooral sinds de dertiger jaren) de pan uit zijn gerezen. De
bezuinigingen van het type kaasschaaf die het kabinet Rutte hanteert verkleinen
de overheid niet en jagen de mensen die recht menen te hebben op uitkeringen
alleen maar tegen deze politiek in het harnas. Wat Het boze oog wil is een ontmanteling
van het huidige semi-socialistische stelsel met zijn onvermijdelijke corruptie
en bevoogding en terugkeer naar een vrije markt en ongehinderd kapitalisme.
Kapitalisme is de natuurlijke organisatievorm van vrije mensen. Het is het
systeem dat gebaseerd is op vrije uitwisseling van goederen en diensten op
basis van privé-eigendom van de productiemiddelen. Het is het systeem waarin
het individu vrij is omdat je voor je arbeid beloond wordt in precies dezelfde
mate als je bijgedragen hebt tot het sociale systeem. En waar je alles kunt
kiezen en kunt kopen wat je wilt zolang je bereid bent de marktprijs te
betalen. Het is de vorm waarin vrije mensen van nature willen leven. Socialisme
daarentegen is dwang. Socialisme is het systeem waarin je de vruchten van je
arbeid of je planning worden afgenomen om naar mensen te worden overgedragen
die er niet voor gewerkt hebben. De ene helft van de bevolking wordt gedwongen
een deel van hun inkomen af te staan om het andere deel te onderhouden. Zo
creëert men volstrekt moedwillig een cultuur van afhankelijkheid van de staat
gebaseerd op staatsdwang. Bovendien is de levensstandaard van de bevolking
onder socialisme lager dan die in vrijheid. In ongehinderd kapitalisme is de
productie het efficiëntst georganiseerd en de levensstandaard dus optimaal.
De verloedering van het democratische politieke stelsel tot
een oligarchische partijendictatuur is een direct gevolg van het
interventionisme in de vrije economie door de staat. Politieke partijen vertegenwoordigen geen ideologische stromingen in de maatschappij meer, maar zijn het zichtbare deel van belangengroepen, die verwachten voordeel van hun politieke activiteit te hebben. De raison d'être van politieke partijen is te interveniëren in de economie om voordelen voor hun deel-belangengroep te verkrijgen. Ware liberale democratie kan
alleen bestaan in aanwezigheid van een vrije, kapitalistische economie. Verdwijnt
die vrijheid in de economie, verdwijnt ook je vrijheid in andere keuzes. Want
vrijheid is ondeelbaar: je bent vrij in je keuzes of niet. En trouwens, je bent
alleen vrij in je keuzes als je ook de consequenties ervan volledig zelf
draagt. Het risicospreidende beleid van de overheid waarbij ze de burger
probeert af te schermen van de gevolgen van hun keuzes is uit den boze. Denk
bijvoorbeeld aan depositogarantie in het bankwezen: Zou het niet zeer heilzaam
zijn voor het gedrag van banken als de overheid het geld op je spaarrekening
niet langer garandeert? Mensen zouden beter uitkijken bij welke bank ze hun
geld parkeren.
Hoe komen we nu van die toestand van semi-socialisme naar
één van meer vrijheid? Het is duidelijk dat die dwang weg moet. De overheid (of
de politiek) als overmachtige geldpompinstantie die het inkomen van mensen met
werk in de echte economie doorsluist naar de niet-actieven moet stoppen. De
werkenden moeten bevrijd worden van de lasten die de interventionistische staat
hun oplegt. De markt met haar marktprijzen moet weer bepalen waarin
geïnvesteerd wordt en hoeveel en wat er geproduceerd wordt en hoeveel. Zoals in
een echt vrije economie.
Om van de hoge sociale uitgaven af te komen bestaat er een
snelle manier en een langzame. Bij de snelle manier wordt het uitkeren van
volksverzekeringen en sociale zekerheid botweg beëindigd, maar dit is sociaal
en moreel onacceptabel en komt dus niet in aanmerking tenzij de schuldencrisis
zo erg wordt dat er geen andere keus meer is. Bijvoorbeeld bij totale
geldontwaarding en de economische chaos die daarbij hoort.
Het plan
Bij de langzame, gecontroleerde manier sluit je het
collectieve stelsel op een afgesproken datum af voor nieuwe applicanten. Na die
dag wordt iemand die voor het eerst de arbeidsmarkt betreedt niet langer
automatisch ingeschreven voor de sociale zekerheid en volksverzekeringen, en
dus ook niet langer aangeslagen voor alle bijbehorende premies en heffingen. (Die
premies volksverzekeringen zijn eigenlijk belastingen, want een premie betaal
je voor een vrijwillig gekochte verzekeringspolis; als de premie verplicht is,
is het geen premie maar een belasting.) Vanaf dat moment is het collectieve
stelsel een ding waar je wel uit kunt, maar niemand komt er meer in. Dan neemt
het aantal mensen dat buiten dat stelsel leeft (dat bevrijd is van de lasten)
langzamer of sneller toe en die ín het stelsel neemt door uittreding en
natuurlijk verloop af. Mensen die nog jong zijn en tijd genoeg hebben om te
sparen voor hun oude dag zullen naar ik verwacht massaal opteren voor de
vrijheid van het leven zonder “solidariteit”, en zich individueel verzekeren bij
een private verzekeringsmaatschappij voor wanneer je niet meer kunt of wilt
werken: voor pensioen, voor ziekte of ook wellicht voor werkloosheid. Dat
laatste is alleen nodig wanneer je hoge uitgaven hebt, bijvoorbeeld voor een
hypotheek of wanneer je schoolgaande kinderen hebt en niet zonder constante
inkomsten denkt te kunnen leven. Maar het grote voordeel is dat je dat nu zelf
beslist, en dat niet de staat voor je kiest. Dat is meestal een veel duurdere “keus”.
Na verloop van enige jaren zijn waarschijnlijk alleen nog
mensen van vijftig of vijfenvijftig jaar en ouder collectief verzekerd. Maar
het grote voordeel is dat deze groep door natuurlijk verloop steeds kleiner zal
worden en de last voor de samenleving steeds geringer. In een dergelijke
situatie ben je als maatschappij veel beter in staat om voor de mensen die
binnen het systeem zijn gebleven “wat meer te doen”, bijvoorbeeld de koopkracht
van de AOW pensioenen op peil houden. Al na een gering aantal jaren kun je zo
resultaten boeken. “Collectief verzekeren” wordt snel iets dat alleen nog slaat
op oude mensen, en na wat meer jaren is het iets dat tot het verleden behoort.
Het is wél zaak dat de overheid ook echt verkleind wordt in
macht en omvang en dat ze niet via een of andere omweg zich weer terug wurmt in
de relaties en de contracten die burgers met elkaar aangaan.
In een vrije, kapitalistische maatschappij heeft de overheid
geen andere taak dan de partijen die een uitwisseling van goederen of diensten,
arbeidscontract of lening aangaan aan de bepalingen van de overeenkomst te
houden. Zij moet zich dan niet langer, zoals nu, bemoeien met wat er ín die
contracten mag staan, en bijvoorbeeld voorschrijven dat een arbeidscontract
geen bepaling voor, zeg, prestatieloon mag bevatten, laat staan dat ze de
hoogte van lonen of prijzen bepaalt. Dat moeten jij en ik, baas en werknemer,
winkelier en klant, koper en verkoper onderling zelf kunnen doen. Is de
overheidsinvloed en -macht eenmaal ingeperkt zoals dat hoort in een vrije
maatschappij, dan komen voor alle goederen en diensten marktprijzen tot stand.
Ook voor (verschillende kwaliteiten van) arbeid en voor kapitaal. Dan
controleren politici of bureaucraten niet langer wat er geproduceerd mag worden
en hoeveel, maar de consument.
II. Nederland heeft een ander belastingstelsel nodig. De inkomstenbelasting is onrechtvaardig, hoort bij een repressieve, intrusieve en totalitaire overheid. Inkomstenbelasting drukt veel zwaarder op de lagere inkomens dan op hogere. Het is een regressieve belasting.
Dat het überhaupt bestaat is een
indicator voor ons afglijden naar een totalitair stelsel in de loop van de
twintigste eeuw.
Je ziet de onrechtvaardigheid
ervan in als je de productiefactor arbeid ziet als een door ondernemers op de
markt aangeboden product, zoals we ook verplicht zijn als we hier economisch
over willen nadenken. Dit product, of liever deze productiefactor, wordt door
een groot aantal individuele aanbieders aangeboden in ongelijke
kwaliteitssoorten, die onderling sterk kunnen verschillen en dus ook een
verschillende marktprijs opleveren. Om hun winst zo hoog mogelijk te laten
zijn, streven veel van deze “arbeidsondernemers” ernaar de kwaliteit van hun
product te verbeteren door te investeren in kennis. Maar ook wie dat niet doet
zal door ervaring opdoen na verloop van tijd een product van hogere waarde
kunnen aanbieden. Nu doet zich een merkwaardig verschil voor tussen deze
arbeiders met de eigenlijke ondernemers. Terwijl de ondernemer alle
investeringen mag aftrekken van de opbrengst en alleen belasting betaalt overde echte winst, doet de overheid alsof arbeiders geen ondernemers zijn en hun
inkomen geen opbrengst waar de investeringen nog van afgetrokken moeten worden maar pure
winst, die voor 100% belast wordt. Het resultaat is dus dat lagere inkomens,
veelal inkomen uit arbeid, naar verhouding veel hoger worden belast dan de
hogere, die meer uit kapitaalwinsten voortkomen.
Een nieuw pro-groei
belastingstelsel kan zonder inkomstenbelasting, maar waaruit krijgt de overheid
dan het geld nodig voor haar noodzakelijke functies?
De te hanteren vuistregel is dan
dat je beter consumptie kunt belasten dan productie. Iedereen heeft er voordeel
van als productie zo efficiënt en goedkoop mogelijk plaats kan vinden.
Concurrentie zorgt daarvoor, maar de overheid kan gemakkelijk in de verleiding
komen het bedrijfsleven als melkkoe te gebruiken, en dat is bij ons ook
gebeurd. De overheid moet de accumulatie van kapitaal in privé-handen – de kern
van het kapitalistische stelsel – zo weinig mogelijk verstoren. Alleen zo kan
de levensstandaard optimaal zijn.
De belastingen op productie en
kapitaalwinsten moeten weg, evenals die op erfenissen. De
vennootschapsbelasting is een inrichting die, net als die de arbeidsrelaties
regelende raad, de SER, tijdens de Duitse bezetting is ingevoerd. Vóór 1940
werd er over bedrijfswinsten geen directe belasting geheven. Wikipedia:
Voorloper van de
huidige Wet vennootschapsbelasting 1969 is het Besluit op de Winstbelasting
1940, dat in de periode van de Duitse bezetting werd ingevoerd. (Besluit van 26
juli 1940, Verordeningenblad nr 83/1940, Staatsblad nr. 405). Dit was voor het
eerst dat er in Nederland rechtstreeks een belasting werd geheven van
ondernemingen die niet door natuurlijke personen werden gedreven.
Dat zegt heel wat denk ik. Want
de bezetter was niet alleen een dictator in politiek opzicht, maar vooral ook
in economisch opzicht, dat wil zeggen, de Duitsers waren socialisten.
Vervang de btw door een verkoopbelasting.
De heffing rust alleen op het eindproduct, en wordt geheven wanneer het product
naar de eindconsument gaat, en de productiekant wordt ontzien. De consument
verlaagt zijn consumptie – vergeleken met de onbelaste situatie – en dit zal de
winsten van de producenten en tussenhandel drukken, zodat zij aan de belasting
indirect meebetalen. Het is in reële zin echter onvermijdelijk dat als de
overheid middelen aan de vrije economie onttrekt, minder producten en diensten beschikbaar
zijn voor consumptie. De overheid produceert immers zelf niets, maar neemt een
gedeelte van het door de vrije economie geproduceerde af. De overheid verkrijgt
haar inkomsten uitsluitend als gevolg van een inperking van de consumptie.
Verder moeten diensten die door de
overheid worden aangeboden zo veel mogelijk gefinancierd worden door er gebruiksbelastingen
over te heffen. Dit zijn dan quasi-marktprijzen, waaraan de vraag naar een
product of dienst bijna net zo goed als aan marktprijzen afgelezen kunnen
worden: Als er naar een dienst een minimale vraag is – de prijs te hoog is –
zal er ook weinig gebruik van gemaakt worden. Dan moet de belasting omlaag.
Het belangrijkste is echter dat
de uitgaven van de overheid dalen.
Scherp dalen. De grootste uitgavenstijging van de laatste 100 jaar heeft
plaatsgevonden onder het kopje “sociale zekerheid”. Nederland moet van een
situatie waarbij we allemaal verplicht bij de overheid “verzekerd” zijn voor de
onzekerheden des levens terug naar een toestand waarbij iedereen individueel
spaart voor zijn oude dag, ziekte, e.d. Met sparen bedoel ik individuele
pensioen- of ziektekostenverzekering, maar ook echt sparen. Het principe van
inkomensoverdracht zorgt niet voor “sociale rechtvaardigheid”, maar is een bron
van onrecht. Het is diefstal door de overheid van middelen die mensen hebben
verdiend met arbeid of ondernemen, met het doel die middelen aan de vrinden van
de aan de macht zijnde politieke partij te distribueren: het is cliëntelisme.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten