De
Franse schrijver Michel Houellebecq
publiceert
volgende week een schokkend boek Soumission.
Het
is een fantasie, of liever een nachtmerrie waarin in Frankrijk in
2022 met de verkiezing van een moslim-president de culturele omslag
naar de islam plaats vindt. Het boek heeft al veel kritiek gekregen
omdat het overdreven zou zijn. De BBC die een interview met
hem publiceert vraagt zich af: France’s
lit giant: Islamophic?
Misschien is het tijdstip overdreven, maar de suggestie dat
Frankrijk − en de rest van West-Europa − nog vóór 2050
overwegend islamitisch zal zijn is dat niet. Dat geruststellende
feitje staat vast.
Die
zijdelingse beschuldiging van islamofobie is interessant. De BBC
World service maakt reclame met de slagzin „Get news you can
trust“, maar de Britse omroep is natuurlijk een onderdeel van het
netwerk van politiek-correcte zelf-censurerende media, die de
westerse
mens tegenwoordig kalm en onderdanig moet houden, terwijl Europa
islamiseert. Het nieuws van de BBC is net zo betrouwbaar als dat van
de Duitse, Franse of Nederlandse staatsmedia. Niet.
Deze
houding van de media is niet van gisteren, al laat men de laatste
decennia in toenemende mate zelfs de pretentie van evenwichtige
journalistiek maar gewoon weg. Het woord „objectief“ dat in de
60er en 70er jaren nog wel gebruikt werd is in dit verband
lachwekkend geworden. Wie iets van de geschiedenis van de politieke
bewegingen van Europa weet, die ziet over een veel langere periode
een bias
in de houding van nieuwsmedia en in historische verslagen.
Socialistische
partijen en bewegingen worden in kranten en boeken en later in
elektronische media consequent in bescherming genomen tegen de
gevolgen die het linkse politieke optreden heeft voor de civiele
maatschappij.
Over
welke gevolgen heb ik het?
Natuurlijk
in de eerste plaats de demografische ramp die bezig is zich te
voltrekken over Europa, die een direct gevolg is van de exorbitant
hoge belastingniveaus in alle westerse landen, nodig om de
welvaartsregelingen en -uitkeringen te kunnen bekostigen − iets dat
trouwens nog maar zeer gedeeltelijk wil lukken. De welvaart
(uitkeringen) moest en moet door een steeds geringer aantal werkenden
ten behoeve van een groeiend leger niet-werkenden worden opgebracht.
De import van grote aantallen niet-westerse immigranten was toch een
reactie hierop: de welvaartsstaat moest koste wat het kost
gehandhaafd worden, en dus moesten er goedkope arbeidskrachten
geïmporteerd worden. Natuurlijk stelden de politici zich voor dat
die mensen binnen korte tijd zouden verwesteren, of het kon ze
misschien geen moer schelen hoe het land er over twintig of dertig
jaar voor zou staan, als die uitkeringen maar konden doorgaan.
Politici kijken over het algemeen niet verder dan de volgende
verkiezingen. Dat liep even anders.
Niet
dat er indertijd geen kritiek was op de route die de politiek nam,
maar die werd bruusk opzij geschoven. Liberalisme was dood, leve het
socialisme. Nadat de critici de mond was gesnoerd en op onverkiesbare
plaatsen waren gezet waren alle partijen het tenslotte roerend eens
over de te volgen koers.
Maar
al eerder was er de „structurele werkloosheid“ die gepaard ging
met stagflatie die men maar niet onder de knie kreeg. Dit speelde
vooral in de nasleep van de oliecrisis van 1973.
Je
moet dan weten dat werkloosheid alleen „structureel“ (hardnekkig,
niet weg te krijgen) kan worden in een situatie waar de overheid in
samenwerking met de vakbonden de lonen hoger probeert te houden dan
de markt toelaat. Arbeid heeft dan een hogere prijs dan waarin de
markt voor arbeid „geklaard“ wordt: Niet alle vérkopers van
arbeid (de arbeiders) kunnen dan een koper (werkgever) vinden voor
hun product. Er blijft arbeid onverkocht: werkloosheid. De overheid
hoeft die lonen alleen maar vrij te laten en de werkloosheid gaat
binnen enkele maanden naar een minimaal niveau, bepaald door die
mensen die echt net even tussen twee banen in zitten. Lonen werken
hier op dezelfde manier als prijzen. Als de doe-het-zelf winkel de
planken te duur maakt verkopen ze niet en blijven ze er mee zitten.
Maar
in de kranten en op tv werd en wordt werkloosheid consequent als een
natuurverschijnsel voorgesteld, als hoog water of storm. In
werkelijkheid wordt het veroorzaakt door de economische interventiepolitiek,
zoals die door Roosevelt en Mussolini is gepionierd en sindsdien
„normaal" is geworden.
In
dezelfde tijd ging de overheid minimumlonen hanteren. Minimumloon
veroorzaakt werkloosheid, niet hoger loon. Een minimum-loonmaatregel
werkt zo, dat als jouw arbeid op de arbeidsmarkt minder waard is dan
dat minimumloonniveau, de overheid het werkgevers verbiedt jou aan te
nemen. Wiens arbeid is minder waard dan die zeven-en-een-halve of
acht euro per uur?*) Starters op de arbeidsmarkt, dus vooral
schoolverlaters die aan hun eerste baan willen beginnen. De eerste
sport op de arbeidsladder is met andere woorden weggeslagen en
jongeren zijn dan aangewezen op ... een uitkering. Kortom: het
minimumloon is de enige en aanwijsbare oorzaak van dat moeilijk
oplosbare en maatschappelijk zo schadelijke probleem van de
jeugdwerkloosheid.
Het
zal u genoegen doen te horen dat de overheid hier echter een
oplossing voor heeft gevonden. Nee, niet intrekking van de
minimumloon-maatregel, maar optrekken van de leerplicht-leeftijd.
Ziet u, zo verschijnen veel minder jeugdige werklozen − misschien
zijn daaronder een aantal jongeren van Marokkaanse afkomst? − in de
statistieken, want ze zitten op het VMBO en vervelen zich daar te
pletter, omdat ze het niveau niet aankunnen.
We
kunnen blijkbaar niet van onze journalisten verwachten dat ze ons
hierop opmerkzaam maken. Eerder vinden ze het hun taak dit soort
verbanden onder het tapijt te laten verdwijnen.
En
dan is er nog het geld. We leven in een periode met fiat-geld, niet
echt geld. Echt geld is een economisch verhandelbaar artikel met
bepaalde eigenschappen die het geschikt maakt om als algemeen
ruilmiddel dienst te doen. Historisch is dat edelmetaal geweest. In
plaats van geld rouleren briefjes en tekenmunten die op last van de
staat (fiat) als geld gehanteerd moeten worden. Dit heeft voor
niemand voordelen behalve voor de staat die naar behoefte geld kan
uitgeven. En de politieke elite heeft daar altijd een onverzadigbare
behoefte aan, want het maakt ze onafhankelijk van wat ze met de
fiscus naar binnen kunnen harken. Het hele interventionistische
systeem is ondenkbaar zonder deze monetaire inrichting.
De
oliecrisis van 1973 was ook geen crisis van olietekorten o.i.d. maar
een dollar devaluatie-crisis. De Amerikanen hadden veel meer papieren
dollars uitgegeven dan ze aan goud-equivalent in de kluizen hadden,
hoewel dat een enorme voorraad was. Ze gaven in deze tijd erg veel
geld uit: Vietnam-oorlog en Apollo maan-programma, de Great Society
van Johnson (uitkeringen!) De dollar werd met met zeker vijftig
procent gedevalueerd. Maar het systeem overleefde. De dollar werd
helemaal losgemaakt van enige connectie met goud en het resultaat was
dat het geld uitgeven nu pas echt een aanvang nam! Recentelijk heeft
de Fed zijn balans verdubbeld in een poging de kwakkelende
wereldeconomie te stimuleren. Iets dat uiteindelijk de dood van het
systeem zal veroorzaken. Die hele situatie duidt erop dat het
fiat-dollar-systeem in een terminale fase is beland. De dollar, en al
die andere papieren op niets gebaseerde valuta’s zijn gedoemd de
weg van de Reichsmark te gaan.
Maar
ook in deze situatie zien we dat journalisten, maar nu ook bepaalde
economen de volslagen desastreuze interventiepolitiek verdedigen of
vergoelijken. Economische theorieën worden op hun kop gezet, zodat
inflatie creëren plotseling iets goeds is. Of: de bankiers zijn
graaiers en konden het wel eens gedaan hebben. Zo blijft de politieke
sfeer, waar de ware daders te vinden zijn buiten schot.
Steeds
sneller volgen de interventies elkaar op, en nog achtelozer worden de
onvermijdelijke verstoringen van ons leven op de koop toe genomen
door de mensen die zich als een echte heersende klasse boven ons
gesteld hebben.
*)
De overheid hanteert tegenwoordig een glijdende schaal.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten