Schrijver dezes heeft nooit veel hoop
gehad dat het met het kabinet Rutte wat zou worden. Vanaf het begin
was mij duidelijk dat het de verkeerde beginselen hanteerde. Er moest
bezuinigd worden om het financieringstekort beneden de brusselse norm
van drie procent te brengen. De richting van een dergelijk doel is
steeds geweest: houd de welvaartsstaat betaalbaar in deze crisis;
wacht tot de economie weer aantrekt dan kan de staat weer meer geld
uitgeven.
Deze
dingen kon men bij het aantreden van het kabinet al ontwaren. Er werd
bezuinigd volgens het principe van de kaasschaafmethode en dat bewees
voor mij dat de zaken verliepen volgens het bekende stramien van
links geeft teveel geld uit om popi te doen, rechts mag puinruimen en
verspeelt binnen luttele maanden elk krediet bij de bevolking. Waarom
doen rechtse partijen nog aan dit stomvervelende spelletje mee?
Eén
mogelijk antwoord is dat wat rechts heet niet voor een (terugkeer
naar de) vrije markt is. Niemand in Den Haag durft het woord “markt”
nog in de mond te nemen, laat staan “vrije” en laat helemaal
staan “laissez-faire” of “kapitalisme” (tenzij als kop van
Jut). Een partij als de VVD hoor je niet meer over vrijheid en het
CDA is gewoon een uiterst linkse partij te noemen. En wat Geert
betreft: hij ging voor het PvdA doel van behoud van koopkracht voor
de verschillende uitkeringsontvangers, maar liep daardoor vanaf het
begin het risico dat de kiezers dan ook meteen wel PvdA konden
stemmen (in veel gevallen trouwens hun oude partij).
Er rust, lijkt het, een vloek op de
democratie: democratie kan alleen optimaal werken in een omgeving van
laissez faire-kapitalisme, maar de noodzaak de gunst van de kiezer te
veroveren dan wel te behouden leidt vrijwel elke politieke partij tot
interventionisme en uiteindelijk tot socialisme en dus tot het einde
van het principe van individuele, vrije keuze.
De crisis is ook een morele
crisis. En wel een morele crisis voor de politici. Zij hebben in de
loop van de twintigste eeuw ieders belang bij economische en
politieke vrijheid (die twee zijn wel te onderscheiden, maar
niet te scheiden) ondergeschikt gemaakt aan hun engere
partijbelangen. Steeds agressiever en openlijker interveniëren
ze voor eigen voordeel in het sociale systeem van samenwerking
gebaseerd op privé eigendom
en arbeidsdeling. Dat te onderwerpen was het doel van hun
interventies. Dat konden ze doen door gebruik (misbruik) te maken van
het feit dat ze de controle hebben over de staat, het apparaat van
dwang, en dus met wetten en regels hun wil konden opleggen aan een
systeem dat normaal werkt volgens het principe van vrije en
vrijwillige uitwisseling van goederen en diensten. Eind 18de en begin
19de eeuw wisten de opinieleiders dat de staat een potentieel gevaar
was dat beheerst moest worden. Daartoe ontwierp men de democratische
regels en parlementen: om de staat klein en machteloos te houden. Die
beperkingen te overwinnen is het doel van het handelen van de
politici in de 20ste eeuw. Nu zitten we met de schuldencrisis en die
is een direct gevolg van deze ontwikkeling.
Omdat dit zo ligt heeft het weinig zin
voor een kabinet om te proberen de grootste interventie, de
welvaartsstaat, in stand te houden met behulp van bezuinigingen. In
plaats van te bezuinigen had men moeten hervormen. Níet
met het doel te behouden, maar met het doel een plan van handelen op
te stellen om van het huidige corporatistische (of zo u wilt,
fascistische) stelsel een weg terug naar de vrijheid te vinden.
Maar
dat is precies het laatste waar moderne politici aan denken. Ook (of
juist) als ze zogenaamd rechts zijn.