Wanneer eurocraten zeggen
dat de EU een noodzaak is omdat anders het weer tot oorlog komt in
Europa roepen de eurosceptici meestal dat dat onzin is, maar slagen
er niet in daar veel meer over te zeggen.
In feite is het geen
onzin. De EU werd ooit gevormd omdat de lidstaten terecht bevreesd
waren dat ze met hun binnenlandse stimulerings- en
subsidiëringsactiviteiten elkaar schade zouden berokkenen en de
ergernis daarover de verhoudingen tussen de staten van Europa
negatief zou beïnvloeden. De landbouwsubsidies zijn een goed
voorbeeld. De invoering van subsidies – en daarna de
productiebeperkingsmaatregelen – voor bijvoorbeeld melk
werden in Nederland verdedigd met het argument dat “ze in Duitsland
de boeren ook subsidie geven en die kunnen onze boeren nu kapot
concurreren.” Interventies op economisch gebied met als doel de
eigen kooplieden te helpen hebben nu eenmaal vaak als effect dat ze
de kooplieden van de buurlanden-cum-handelspartners benadelen. In
Europa in het laatste kwart van de 19de eeuw begon deze politiek met
het aan-de-staat-trekken van de handel in vreemde valuta. Carl Menger
en Ludwig von Mises zagen in de economische politiek van vooral het
Duitse Rijk tijdens de aanloop naar de Eerste Wereldoorlog en nog
meer in het Interbellum een belangrijke oorzaak van afglijden van
Europa van een toestand van vreedzame co-existentie naar een
rampzalig tijdperk van oorlogen en bloedige revoluties.
Is het dan zo
dat de staten van Europa dus een unie vormen omdat ze anders
onherroepelijk met elkaar in oorlog zouden raken? Is er geen
alternatief voor een supra-nationale staat die de onderlinge vrede
garandeert? Die conclusie is niet gerechtvaardigd. Immers, ze hebben,
in theorie althans, de keuze om niet in de economie te
interveniëren en laissez-faire te praktizeren. Alleen in een
situatie van internationaal heersende vrijheid van handel en verkeer
kunnen de staten van Europa als een groep onafhankelijke staten naast
elkaar voortbestaan.
Alleen, de
liberale eis dat staten zich zouden onthouden van economisch
interventionisme en van het ondermijnen van de munteenheid was
blijkbaar een brug te ver voor de politici. Interventionisme maakt
van het type van de politicus een belangrijker maatschappelijk figuur
dan de ondernemer, en de verleiding om dit gehate sociale typus
voorbij te streven in invloed en belangrijkheid en bij het volk
geliefder dan dezen te worden was te groot. Zo zijn we van een tijd
van vrije concurrentie en gezond geld en met rust gelaten prijzen en
lonen beland in het tijdperk van centrale banken en van de "geleide
economie waarin de overheid regels stelt aan de markt". In die
gereguleerde markt onttrekt de staat enorme hoeveelheden geld aan de
voorheen vrije economie om die te gebruiken naar de – beperkte –
inzichten van de politieke kaste, lees: om daarmee de steun van
complete segmenten van het electoraat te kopen. Dit geld zou anders
volgens bekende economische wetmatigheden daar worden geinvesteerd
waar het op de meest doelmatige manier zou zijn ingezet. Alleen daar
waar het voor investering beschikbare kapitaal volgens zuiver
economische oogmerken van winstgevendheid wordt gebruikt is er een
maximale prikkel om te produceren volgens de wensen van de consument,
naar bevrediging van zijn behoeften: het doel van een economie, en
naar minimale verkwisting van niet onuitputtelijke hulpbronnen.
Het argument
dat de EU nodig is om de vrede in Europa te garanderen moet men dus
niet tegemoet treden door geroep van "Dat is kwalijke onzin van
die ondemocratische euro-elite," maar door te pleiten voor
terugkeer van de staten van Europa naar laissez-faire in
economische politiek,
naar gezond geld, en gezonde staatsfinanciën.
Het eerste vereist een einde aan de zg. welvaartstaat, het tweede een
eind aan het verschijnsel centrale banken met hun kredietinflatie en
vervalsing van economische indicatoren, en wat het laatste betreft
moet de omvang van de staat van de huidige 50 à 60 procent van BBP
terug naar een ideaal van minder dan tien procent van BBP. Zo was de
normale situatie voor de Eerste Wereldoorlog, voor we getroffen
werden door de socialistische storm.